Als ik aan het werk ben, loop ik in een rood hesje rond. Zo zijn we als organisatie zichtbaar. Zo loop ik als een vuurtoren in het donker rond.

De net nieuw aangeleerde Engelse begroetingen vliegen om mijn oren. Het klinkt als één lang woord en een antwoord wordt niet verwacht; ‘Hello-my-friend-how-are-you-i-am-fine-thank-you-okay-goodbye’. Ik probeer altijd snel iets terug te roepen. Soms geschiedt het dat mijn ‘hello my friend’ als een enorm cadeau wordt aangenomen en uitgepakt. ‘I am your friend?’ wordt er verbaast en verrukt geroepen. ‘Thank you, thank you!’. Kinderen vliegen mij om de hals. Ik ben iedereens vriend. Ik heb het liever niet. Ik vind het heel aardig, echt waar. Maar ik vind het vooral zo erg. Omdat mijn wieg in Europa stond wordt ik ontvangen als held, terwijl zij en ik beiden de keuze niet hadden over ons geboorteland. De wereld is krom. En het sluipt langzaam en ongemerkt bij ons naar binnen. Ik wen eraan. Aan die aandacht en de status die ik hier opgespeld krijg. Ik wil het niet, ik probeer mijzelf scherp te houden.

Net naast het vluchtelingenkamp staat een grote Lidl. Ik doe daar mijn boodschappen, en zij ook. Het is de plek waar onze levens het dichtste bij elkaar komen denk ik altijd. Al zit daar nog steeds flink kilometers tussen omdat ik mijn tas niet af te hoef te geven als ik naar binnen ga. En ik betaal niet van een pasje waar ik elke maand een klein bedrag op gestort krijg. Toch komen we daar allebei gemoedelijk achter onze winkelkar richting de ingang lopen.

Het is vandaag druk en ik zie links naast de ingang een rij vormen. Ik verminder mijn pas en scan de rij mensen. Ik herken een Afghaanse man en zie dat ze allemaal inwoners van het kamp zijn. Ik verminder mijn vaart nog steeds en sta bijna stil. Wat ik vervolgens denk vertel ik liever niet en ik schaam mij. ‘Maar’, schiet er door mijn hoofd, ‘ik hoef toch niet in die rij? Ik toch zeker niet!?' Ik veracht mijn eigen gedachtes direct. Beschaamd, als een verrader, loop ik langs de rij. Ik durf niemand aan te kijken en sluit stil achteraan in de rij aan. Als een virus kruipt de oneerlijkheid, het onmenselijke bij mij naar binnen. Ik vraag mijzelf af wat het beste medicijn is tegen dat afschuwelijke virus. Ik haat de kromme wereld en ik haat dat ik er steeds meer aan gewend raak!
een oneerlijke held
25 januari
meer lezen