Selectie foto's
Ik vertel je graag over Omar. Met hem zou ik dit tapijt maken. Tijdens onze bootreis van Lesbos van Athene. Hij noemt mij zijn zus. Hij is mijn kleine broertje. We zouden samen als een sprookje op het tapijt wegvliegen. Hij is een jaar of 17. In het Griekse systeem is hij al 21. Zo gaat dat. Andere geboortedatum ingevoerd door de Grieken zodat hij minder rechten heeft. Als alleenstaande minderjarige zou hij misschien een half been hadden gehad om op te staan, nu helemaal niks. Hij heeft 3 jaar geleden besloten, op een avond om op de vlucht te gaan. Doordat hij werk in zijn tekenklas had gemaakt dat niet aanstond, stond zijn buurman ’s avonds op de stoep. Je moet gaan, Omar zei hij. Zijn buurman werkt voor de politie. Als je niet gaat, moet ik dingen met je doen die ik niet wil; verklaarde hij. Die avond nam hij afscheid van zijn vader, moeder en 6 broertjes en zusjes. Hij was de grote broer, grote broer van 14. Nu woont hij dus drie jaar in het kamp en zijn asielaanvraag is al drie keer afgewezen. Hij zou het nog één keer kunnen proberen, maar ik vond het moeilijk om te blijven zeggen dat hij sterk moest blijven. Van de week kwam hij naar mij toe. Een goeie outfit zoals altijd. Op een of andere manier weet hij het altijd voor elkaar te krijgen. Broek altijd opgerold, bloesje open. Nieuwe sneakers, die had ‘tie geruild met iemand voor zijn eigen schoenen. Slim ventje is het. Hij kan best aardig schilderen en schildert allerlei doeken vol om die vervolgens te verkopen aan vrijwilligers. Koopt tie eten voor en sigaretten. Zijn verdiende geld gaat dan ook voor een deel naar zijn familie. Zij horen bij de onderdrukte groep in Afghanistan en zijn vader heeft geen werk meer. De hoop rust op zijn schouders. ‘Mijn ouders weten niet van hier’, vertelde hij laatst. ‘Wat zeg je dan tegen ze? ‘Dat is docent ben..’. Hij is vrijwilliger vertaler bij de klassen van de organisatie waar ik werk. ‘Ik wil niet dat ze zich zorgen maken. En, ze zouden het ook niet geloven. Ze zouden denken dat ik alle rijkdom van Europa voor mijzelf wil houden..

Maar goed, terug naar afgelopen week. Hij kwam naar mij toe. ‘Ik ga van het eiland af!’ Vertelde hij. Zijn advocaat heeft een een papier geregeld en daarmee zou hij naar Athene kunnen. Daar mag hij niet gezien worden, want dat wordt hij terug gezet naar Afghanistan. Maar op z’n minst zou hij dan verder kunnen vluchten. Naar een land waar hij hopelijk wel bij kan horen. Ik geloofde mijn oren niet. Als een sprookje, als iets magisch zou dat betekenen dat ik samen met hem op de boot naar Athene ga! Ik had het nooit durven dromen.

Gisteren was het zo ver. Hij droeg een zonnebril. ‘Dan zien ze mijn ogen niet’, hopend om als Europeaan aangezien te worden. Bij de eerste politiecheck worden we tegen gehouden. Omar staat niet op de lijst. Hij mag de boot niet op. We geven niet op. Ik kan wel langs de check en koop een ticket in zijn naam. Doe alsof ik Omar heet en dat lukt, ik hoef geen identiteitspapieren te laten zien. Ik ben namelijk blond. Zo gaat dat hier. Als ik weer terug ga, zien we een groepje mensen dat zich verzameld bij de ingang en Omar trekt nog snel een blouse aan van mij. Om hopelijk minder herkent te worden. Soepel voegen we ons bij het groepje en zonder maar een papier te laten zien komen we langs de eerste politiecheck. Nog 1 te gaan. We staan nu voor de boot. Het lijkt erop dat we door kunnen lopen en ik kan wel huilen van de spanning. Maar net voordat we de boot opstappen stopt een politie moter voor ons. Niet opgeven, geloof ik. We komen er door, wil ik blijven geloven. Eerst mijn paspoort. De agent maakt een grapje over waar mijn bril is. Aardige vent, gelukkig dacht ik nog. Maar ik was vergeten dat zo’n vent selectief aardig is. Omar kan nog geen woord zeggen of er wordt naar hem geschreeuw; Go back!’. Ook vanachter komt nu een politieman van de eerste check aangerend. Hij herkende ons van een afstand denk ik. Ik weet het niet. Omar moet terug. Hij kan niet mee. Hij mag niet mee. Als we afscheid hebben nemen, huilt hij. Als ik de boot oploop rollen de tranen ook over mijn wangen. Bemanning en politie knikken vriendelijk naar mij nu ik alleen loop. Nog nooit hebben glimlachen mij zo misselijk gemaakt. Zo woedend gemaakt. Als ik de boot inkom loopt er een Afgaanse familie voor mij. ‘U moet naar deck 1’ wordt er aangekondigd. Ik wordt alleen welkom geheten. Waarom mag ik wel overal heen? vraag ik de bemanning. ‘Don’t worry’, wordt er geantwoord. Hij blijft erom heen draaien. ‘Unfair’ vertel ik. We hebben precies hetzelfde ticket, dit zijn mensen met een Grieks asiel. Alleen hun paspoort is blauw. Die van een eerder gevlucht mens. Zij moeten verblijven in een ruimte die ik herken van de vorige keer toen ik op de boot was. Toen werd die kamer gebruikt voor gevangenen die vervoerd worden. Ik kan niet geloven dat een bedrijf zulke keuzes mag maken. Nu zit ik dus op de boot zonder Omar. En het tapijt komt niet af. Er was geen plekje voor hem op het magische zwevend tapijt dat ons verder zou brengen. Hij zit terug in zijn tent.
De foto's die ik veel maakte waren van wat ik in het kamp observeerde en van de mensen die ik tegenkwam. De langer ik in het kamp was, de meer mensen ik leerde kennen. En zo wordt fotografie een middel om mensen te ontmoeten.

Voor de expositie wilde ik niet deze observaties delen. Ik wilde graag de mensen in het kamp als mensen zelf fotograferen. En zo sprak ik met deze twee meiden af. Ik had al eerder foto's van ze gemaakt maar daar waren ze niet trots op. Hun dagelijks leven was zichtbaar.

En daarom stel ik graag deze drie foto's tentoon. We kozen samen de locatie, ze maakten zich op en kozen hun outfit om vervolgens samen op stap te gaan.